Digitalisering behoort tot de kern van de agenda van het nieuwe kabinet
Serveer het vraagstuk in hapklare brokken die wel op te lossen zijn
Serveer het vraagstuk in hapklare brokken die wel op te lossen zijn
Digitalisering is geen technisch randverschijnsel meer. Het doorsnijdt inmiddels alle facetten van ons dagelijks leven, is fundamenteel voor iedere economische sector, en publieke diensten zijn er volledig van afhankelijk. Nederlanders zijn koplopers in het gebruik van onlinediensten. Ons vertrouwen om fysieke handelingen en transacties waar mogelijk in te wisselen voor digitale alternatieven is enorm. Dit wordt mede mogelijk gemaakt wordt door de hoge kwaliteit, veiligheid, betaalbaarheid en continue beschikbaarheid van onze digitale infrastructuur. Nederlandse glasvezelnetwerken, datacenters, en internetexchanges zijn van wereldklasse. Voor de meesten onder ons is dit een onzichtbaar ‘onder de motorkap’-fenomeen. Toch is het goed om te beseffen dat Nederland, sinds het in de jaren 80 van de vorige eeuw als eerste land in Europa aangesloten werd op het toen Amerikaanse Internet, is uitgegroeid tot een internationaal internetknooppunt.
Hoewel Nederland momenteel een koploperspositie heeft op digitaal gebied, is deze positie niet vanzelfsprekend. Door zelfgenoegzaamheid ontbreekt de urgentie om te blijven investeren in digitale innovatie en lijken fundamentele keuzes niet gemaakt te worden. Andere landen zetten wél actief in op digitalisering en creëren gunstige voorwaarden voor groei, waardoor Nederland terrein verliest. Daarbij confronteren geopolitieke ontwikkelingen ons ook nog eens met ongewenste en risicovolle afhankelijkheden, die vragen om versterking van onze digitale autonomie.
Vanwege het allesdoorsnijdende karakter van digitalisering en de publieke belangen die daarbij spelen, is het een vereiste dat de overheid goed is aangehaakt bij digitale ontwikkelingen. Een duidelijke langetermijnvisie is daarbij essentieel, zowel voor wat betreft de maatschappij als geheel als voor de eigen digitale dienstverlening van de overheid. Zodat marktpartijen weten waar ze aan toe zijn bij het nemen van investeringsbeslissingen met een lange adem. En dat de overheid hier op heldere en consistente wijze over communiceert en regie over voert. Risico’s en afhankelijkheden dienen expliciet meegenomen te worden in beleid en waar nodig in publiek-privaat samenwerkingsverband gemitigeerd te worden. Denk aan de afhankelijkheid van bigtechdiensten. Maar ook de komende invloed van AI, de groeiende impact van online abuse en cybercrime en het fenomeen van de distributie van mis- en desinformatie. Daarbij willen we autonomie, maar geen datacenters. Hoe verhoudt zich dat tot elkaar? En capaciteit op het elektriciteitsnet hebben we überhaupt niet.
Het meenemen in lange termijnbeleidsvoornemens geldt natuurlijk ook voor de kansen van digitalisering, en hoe deze kunnen helpen de maatschappelijke uitdagingen aan te pakken waar we samen voor staan. Denk aan de onvermijdelijke vergrijzing van onze samenleving, het pad naar verduurzaming en hoe het daarmee samengaande probleem van netcongestie aan te pakken, het (cyber)weerbaar maken van onze samenleving, en het oplossen van arbeidstekorten en hoe het onderwijssysteem toekomstbestendig te maken.
29 oktober a.s. vinden weer Tweede Kamerverkiezingen plaats. Onder de huidige leden van de vaste commissie voor Digitale Zaken lijkt consensus te bestaan over de noodzaak om onze strategische autonomie te versterken door in te zetten op nationale en Europese technologieën. En over dat we moeten investeren in gerelateerd onderzoek en infrastructuur, en dat de overheid een voorbeeldfunctie op zich kan nemen en haar centrale inkoopkracht kan inzetten om innovatie van bijvoorbeeld nationale clouddiensten te stimuleren. Ook zijn de commissieleden het erover eens dat we kritisch moeten kijken naar de impact van algoritmes van sociale media en heldere wetgeving en toezicht voor nieuwe AI-toepassingen moeten instellen. Maar hoe staat het met de politieke prioriteit van digitale thema’s buiten deze commissie?
Wat SIDN betreft moet digitalisering tot de kern van de agenda van een nieuw te vormen kabinet gaan horen. Of dat nu met een minister voor Digitalisering moet, is een vormtechnische vraag. Het gaat om regie, budget, mandaat en doorzettingsmacht. SIDN heeft als deelnemer van Digitale Infrastructuur Nederland input geleverd voor de verkiezingsprogramma’s van politieke partijen waarin we als sector pleiten voor een gewenste versterking van Nederland als digitale hub. Onder anderen door te investeren in de verouderde zeekabelinfrastructuur, ook voor onze overzeese gebiedsdelen, en in onderzoekscentra als AI-fabrieken en kwantumcomputingfaciliteiten. Daarnaast doen we concrete voorstellen voor de versterking van de Nederlandse strategische digitale autonomie, en hoe ook de overheid zichzelf minder afhankelijk kan maken en controle kan terugwinnen over gevoelige publieke data en essentiële overheidsdiensten. Ook willen we een sterkere focus op cyberweerwaarheid. Daarom stellen we voor om een deel van de verhoogde NAVO-norm hiervoor in te zetten. Tot slot vragen we aandacht voor de blijvende bescherming van de publieke kern van het internet. Deze kern behelst de onderliggende open protocollen, standaarden en technische infrastructuren, waarop het betrouwbaar en interoperabel functioneren van het globale internet is gebaseerd. Daar hoort ook (het recht op het gebruik van) end-to-end-encryptie bij. Het principe van de publieke kern is weliswaar vastgelegd in staand Nederlands beleid en onze internationale cyberstrategie maar het moet continu beschermd worden tegen (geo)politieke, commerciële en andere invloeden die een open, vrij, veilig en toegankelijk internet bedreigen.
Open strategische autonomie werd in 2023 door het ministerie van Economische Zaken in de Agenda Digitale Open Strategische Autonomie (DOSA) gedefinieerd. Het wordt hierin omschreven als “het vermogen van de EU om als mondiale speler, in samenwerking met internationale partners, op basis van eigen inzichten en keuzes publieke belangen te borgen en weerbaar te zijn in een onderling verbonden wereld”. Als beheerder van het .nl-domein, behorend tot de grootste landendomeinen op het mondiale internet, gelooft SIDN sterk in een onderling verbonden wereld en in samenwerking met internationale partners. Dit zijn immers de pijlers onder het succes van het internet. Het is dan ook te eenvoudig om te eisen, zeker op korte termijn, dat Nederlandse (overheids)organisaties gebruik gaan maken van enkel Nederlandse of Europese technologie. Niet alleen zijn deze alternatieven er door de opgelopen achterstand niet in voldoende, maar ook druist het in tegen het aspect van samenwerking met internationale partners dat ook in de uitgangspunten van DOSA-agenda staat. Wat zijn de daadwerkelijke ongewenste afhankelijkheden, waarom zijn die er, en waar hebben we geen controle of zeggenschap meer over? Wat hebben we exact nodig om dat terug te winnen, hoe gaan we dat samen doen? Het is van belang de concrete risico’s in kaart te brengen bij de uitbesteding van diensten en zo nodig mitigerende maatregelen te treffen, te vertalen in (geteste) exitstrategieën. We moeten daarbij inzetten op het gebruik en de verdere doorontwikkeling van opensourcesoftware en open standaarden om lock-in te voorkomen. En stel verplichte eisen aan interoperabiliteit en data-portabiliteit. Kort gezegd: serveer het vraagstuk in hapklare brokken die wel op te lossen zijn, bij voorkeur binnen één (reguliere) kabinetsperiode.
SIDN vraagt de nieuwe Tweede Kamer, en vervolgens de opnieuw samen te stellen commissie Digitale Zaken, om samen te werken met de onafhankelijke non-profitorganisaties uit het hart van de Nederlandse digitale infrastructuur. Zo kunnen we komen we tot visie- en planvorming om bovengenoemde uitdagingen, met digitale kennis van zaken, gezamenlijk aan te pakken.